Pakistan

Endless road to Quetta

We zitten allebei te tollen van de vermoeidheid als de eerste nieuwsgierige mannetjes ons benaderen. ‘Sleep good?’ vragen ze geïnteresseerd. Als we ontkennend antwoorden kijken ze ons teleurgesteld aan en blijven een beetje staren naar onze ochtendrituelen.

Een half uur later, het is ondertussen 7 uur, draaien we de weg op en zwaaien nog even naar de lieve mannen van het Nok Kundi Custom house. De weg is nog in een prima staat maar we weten dat dat van korte duur zal zijn. We kunnen dan ook lekker doorrijden (op de verschrikkelijke en onzichtbare drempels na bij spoorwegovergangetjes en militaire checkpoints, waarvoor je enorm op de rem moet staan).

Als we het eerste dorp van formaat inrijden kijken we onze ogen uit. De handel in het dorp wordt bepaald door de Iranese illegaal gesmokkelde benzine. Het straatbeeld wordt gedomineerd door mannen in hun typische baluchistaanse lange overhemden. Hier en daar loopt een man nonchalant met een kalashnikov machinegeweer. Het dorp heeft dan ook een grimmig uiterlijk. Toch zijn de mannen geïnteresseerd in ons busje en beginnen enthousiast te zwaaien als ze ons zien. Met moeite weten we ons door de chaos te manoeuvreren en rijden toch wel opgelucht het dorp uit. Baluchistan staat namelijk bekend om zijn wetteloosheid en lokale ruzies worden vaak met een kogel beëindigd. Gewoon gas blijven geven dus en snel door naar de geciviliseerde wereld!

Het landschap is fenomenaal. Enorme zandduinen hebben de halve weg ingenomen, groepen wilde kamelen struinen door de woestijn en verder is er niets, helemaal niets. We zijn moe en zeggen weinig. Om en om proberen we wat te slapen. We hopen Quetta te halen voor het donker wordt. De goede weg is inmiddels al lang veranderd in een enkelbaansweg die we delen met mannen met paard en wagens, waanzinnig mooi versierde maar stinkende vrachtwagens die in Nederland de keuring niet zouden passeren, mannen op fietsen en hier en daar een overstekende kameel.

De dag duurt lang en het continue gehobbel doet ons niet goed. Als Michel, bij het vullen van de tank, een enorme lading benzine over zich heen krijgt doordat er teveel druk op de jerrycan staat, is voor hem even de maat vol. 10 minuten op de achterbank doet wonderen. Ook Elles heeft een dieptepuntje als de watermeloen die we gekocht hebben onrijp blijkt te zijn en niet de gewenste verfrissing (en opvulling van de maag) kan geven. We zijn de rest van de dag aangewezen op het, ondertussen gigantisch warm geworden, water.

Het kwik staat nog strak op de 45 graden en de harde wind blijft in de zijkant van de bus beuken als we een van de vele custom checks naderen. Het is 5 uur en we hopen toch wel dicht bij Quetta te zijn. De wegwijzers, die in het Arabisch zijn, geven ons geen hint dus besluiten we het te vragen. ‘300 kilometers and not very good road’, antwoordt de man. De spirit is er op dat moment helemaal uit. Toch geloven we de man niet en gokken het erop dat hij het gewoon niet weet en zomaar wat zegt. Dat gebeurt namelijk vaker in landen als Pakistan en India om geen gezichtsverlies te lijden. De afstand klopt gelukkig inderdaad niet want het blijkt 30 kilometer te zijn maar wat betreft het wegdek heeft hij gelijk. De laatste loodjes wegen het zwaarst zeggen ze wel en dat klopt. Met 15 a 20 km per uur rijden we de laatste kilometers naar Quetta en zijn doodop als we er aankomen.